Hoge Raad bevestigt: pro rata blijft op basis van omzetverhouding
De Hoge Raad heeft op 11 november een belangrijk arrest gewezen voor ondernemers die zowel btw-belaste als btw-vrijgestelde prestaties verrichten. Deze ondernemers hebben namelijk te maken met de berekening van een pro rata voor het bepalen van het recht op aftrek van btw.
Casus en oordeel
In deze zaak gaat het om een fiscale eenheid voor de btw die bestaat uit twee afzonderlijke bankbedrijven. Beide bankbedrijven hebben eigen dochtervennootschappen. De fiscale eenheid dient de btw-aangiftes voor beide bankbedrijven afzonderlijk in, waarbij het aftrekrecht op basis van specifieke regelgeving (de Bankenresolutie) bepaald wordt per bankbedrijf. De Hoge Raad heeft zich uitgelaten over het bepalen van de pro rata voor het aftrekrecht bij één bankbedrijf dat zowel btw-belaste als btw-vrijgestelde prestaties verricht.
Het bankbedrijf heeft de pro rata berekend op basis van de omzetverhouding, maar wilde door middel van een bezwaarprocedure de pro rata vaststellen op basis van het werkelijk gebruik. Het werkelijk gebruik is door het bankbedrijf bepaald aan de hand van een bedrijfseconomische analyse van de rentabiliteit per product, waarbij zij de kosten door middel van drie periodiek bepaalde verdeelsleutels heeft gealloceerd aan de diverse productgroepen. De verdeelsleutels zijn (mede) gebaseerd op aannames en veronderstellingen.
De Hoge Raad geeft aan dat de pro rata in beginsel op basis van de omzetverhouding moet worden berekend. Om de pro rata op basis van werkelijk gebruik toe te mogen passen, moet de vaststelling van dat werkelijke gebruik berusten op objectief en nauwkeurig vast te stellen gegevens, die van dien aard zijn dat het werkelijke gebruik daarmee ook objectief en nauwkeurig is vast te stellen. Bovendien mag alleen van de omzetverhouding worden afgeweken als aannemelijk is dat het werkelijke gebruik van de goederen en diensten als geheel genomen niet overeenkomt met de omzetverhouding. Dit laatste betekent dat je moet kijken naar de het werkelijke gebruik bij de belastingplichtige. Bij een fiscale eenheid kijk je dus in beginsel naar het gebruik van alle gemengd gebruikte goederen en diensten door alle entiteiten in de fiscale eenheid. Een uitzondering hierop geldt voor ondernemers die een beroep kunnen doen op de toepassing van de Bankenresolutie, omdat het daarbij is toegestaan te kijken naar het gebruik per bankbedrijf.
Naar het oordeel van de Hoge Raad is niet voldaan aan de voorwaarden, omdat een bedrijfseconomische benadering met aannames en veronderstellingen niet objectief en nauwkeurig is en bovendien is berekend voor één entiteit en niet voor het bankbedrijf als geheel. Het argument dat de berekening naar werkelijk gebruik desondanks nauwkeuriger is dan de omzetverhouding, is niet relevant. Het bankbedrijf moet de pro rata dus berekenen op basis van de omzetverhouding.
Belang van het arrest
De Hoge Raad heeft met dit arrest nogmaals laten blijken dat de bewijslast erg strikt is en dat je als belastingplichtige aannemelijk moet maken dat het werkelijk gebruik nauwkeurig en objectief is vast te stellen voor het geheel van alle algemene kosten. Hoewel het Europese recht ruimte biedt om de voorwaarden voor de pro rata op basis van werkelijk gebruik ruimer uit te leggen, is die ruimte er in de Nederlandse wetgeving niet. Let dus altijd goed op bij de berekening van de pro rata en zorg voor sluitende onderbouwing bij toepassing van het werkelijke gebruik.
Bron: Hoge Raad 11 november 2022, nr. 20/01521
Heb je vragen of kunnen wij helpen met de pro rata berekening? Neem dan contact op met één van onze btw-adviseurs of stuur een e-mail naar btw@crop.nl.
Bekijk ook onze andere nieuwsberichten over dit onderwerp: