Hoge Raad verduidelijkt visie over aftrekbaarheid verkoopkosten deelnemingen

26 januari 2024
Artikel

Op 22 december 2023 heeft de Hoge Raad een arrest gewezen ten aanzien van de aftrekbaarheid van betaalde afscheidsbonussen bij de verkoop van  deelnemingen. In dit arrest worden de criteria over de aftrekbaarheid van kosten bij verkoop van deelnemingen nader verduidelijkt.

Visie Hoge Raad geldend vanaf 7 december 2018

De laatste keer dat de Hoge Raad zich had uitgelaten over de verkoopkosten van deelnemingen was op 7 december 2018 in het zogeheten verkoopkostenarrest. Hierin besliste de Hoge Raad dat slechts sprake is van niet aftrekbare aan- of verkoopkosten indien het kosten betreft die naar objectieve maatstaven beoordeeld in een rechtstreeks oorzakelijk verband staan met de aan- of verkoop van een deelneming. Dat is het geval als de kosten worden opgeroepen door de aan- of verkoop van een deelneming, in die zin dat kosten zonder die aan- of verkoop niet zouden zijn gemaakt.

Arrest van 22 december 2023

In het arrest van 22 december 2023 wordt de visie van de Hoge Raad omtrent het begrip verkoopkosten deelneming verduidelijkt. Op dit moment moet beoordeeld worden of de gemaakte kosten nuttig, dan wel noodzakelijk zijn om de verkoop van de deelneming tot stand te laten komen. Belangrijke vraag hierbij is hoe deze nieuwe uitspraak zich verhoudt ten opzichte van het arrest uit 2018. De kostenaftrekbeperking ziet op basis van het arrest uit 2018 uitsluitend op kosten die nuttig en noodzakelijk zijn om de verkoop van de aandelen tot stand te brengen. Hierbij kan o.a. worden gedacht aan Due Diligence kosten en notariskosten. Indien deze kosten overigens nog bijdragen aan een ander doel (bijvoorbeeld de financiering van de aankoop) zouden deze kosten ons inziens ook gedeeltelijk aan dat andere doel moeten worden toegerekend.

Casus

De casus was als volgt. Een bv verkoopt in 2015 haar aandelen in drie deelnemingen. Na de verkoop verstrekt de bv afscheidsbonussen aan het personeel van de verkochte deelnemingen. Zowel de Belastingdienst als de Rechtbank oordeelt dat de aftrek van de bonussen niet is toegestaan. Reden hiervoor is dat de betaalde afscheidsbonussen onder de zogeheten niet aftrekbare verkoopkosten deelneming behoren. De afscheidsbonussen zouden immers zijn opgeroepen door de verkoop van de deelnemingen. Zonder de verkoop zouden de kosten niet zijn gemaakt, en daarom is volgens de Rechtbank het gelijk aan de inspecteur.

De Hoge Raad deelt deze visie van de Rechtbank echter niet en oordeelt dat de verstrekking van dergelijke afscheidsbonussen niet onder de niet aftrekbare kosten verkoop deelneming thuishoren. Ze mogen dus wel ten laste van de winst komen. Volgens de Hoge Raad zijn het geen kosten die worden opgeroepen door de verkoop van de deelneming. Het rechtstreekse oorzakelijke verband ontbreekt immers. Belangrijke overweging van de Hoge Raad hierbij is dat de kosten niet bijdragen aan de totstandkoming van de verkoop, maar het gevolg zijn van de verkoop. Het is daarbij aldus niet van belang of deze kosten zonder de verkoop van de deelneming niet zouden zijn gemaakt. Daarom wordt de aanslag verminderd.

Wat betekent dit voor jou?

Het arrest biedt meer ruimte voor belastingplichtigen om te stellen dat geen sprake is van niet-aftrekbare aan- of verkoopkosten als blijkt dat de kosten weliswaar zijn gemaakt vanwege de aan- of verkoop maar – objectief bezien – niet hebben bijgedragen aan de totstandkoming van de aan- of verkoop van de deelneming.

Ben je van plan om binnenkort je deelneming te vervreemden? Neem gerust contact met ons op als je benieuwd bent wat deze uitspraak voor jou kan betekenen.

Nieuwsbrief

Altijd als eerste op de hoogte zijn van het laatste nieuws? Schrijf je in!

Door je in te schrijven voor onze nieuwsbrief ga je akkoord met onze privacy verklaring.