Biedt het wetsvoorstel Vbar wél verduidelijking over zzp’ers?
Op 7 juli 2025 heeft het kabinet het Wetsvoorstel Vbar ingediend bij de Tweede Kamer. Het wetsvoorstel is op verschillende punten aangepast, en kan bij doorvoering veel impact hebben op ondernemers die (veel) gebruik maken van ZZP’ers.
Tip: lees ook ons whitepaper “wanneer is iemand een zzp’er?“.
Momenteel geldt de wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties (DBA), maar deze wetgeving zorgt al sinds invoering voor veel onduidelijkheid.
Het wetsvoorstel Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties en Rechtsvermoeden (Vbar) moet duidelijkheid geven over de vraag wanneer iemand als zelfstandige (zzp’er) wordt beschouwd en wanneer er sprake is van een dienstverband (werknemer). Het doel is om schijnzelfstandigheid tegen te gaan en de positie van werkenden aan de onderkant van de arbeidsmarkt te versterken.
Het aangepaste wetsvoorstel bestaat uit twee onderdelen:
Onderdeel 1: Verduidelijking van ‘werken in dienst van’
Het kabinet wil duidelijker maken wanneer mensen werknemer zijn en wanneer werk gedaan kan worden als zelfstandige. Door vast te leggen waaraan getoetst wordt, moet het voor werkenden, werkgevers en uitvoeringsorganisaties duidelijker zijn waar ze aan toe zijn.
Zo zijn er criteria die bepalen of iemand wordt aangestuurd in het werk en wordt deze definitie vastgelegd in de wet. Er is sprake van aansturing in het werk als de opdrachtgever bijvoorbeeld bepaalt wanneer en hoe het werk gedaan moet worden. Met andere criteria wordt getoetst of het werk voor eigen risico wordt verricht. Daarbij wordt er ook gekeken of iemand zich buiten het werk als ondernemer gedraagt, bijvoorbeeld door nieuwe klanten te werven. Het wetsvoorstel verduidelijkt deze criteria, maar wijzigt ze inhoudelijk niet ten opzichte van de nu geldende gerechtelijke uitspraken.
Uit het wetsvoorstel wordt niet duidelijk welke jurisprudentie in het wetsvoorstel wordt vastgelegd. Daarnaast ontbreekt een belangrijk onderdeel van het wetsvoorstel op dit moment nog, namelijk de regels die bepalen wanneer sprake is van sturing door de werkgever en wanneer voor eigen rekening en risico arbeid wordt verricht. Deze worden uitgewerkt in een Algemene maatregel van bestuur die nog ontbreekt.
Onderdeel 2: Introductie rechtsvermoeden
Het wetsvoorstel introduceert daarnaast een rechtsvermoeden van een arbeidsovereenkomst voor alle werkenden die een uurtarief verdienen dat lager is dan afgerond € 36 (peil 1 januari 2025). Dit rechtsvermoeden kan door de werkende bij de burgerlijke rechter worden ingeroepen. De opdrachtgever kan tegenbewijs leveren dat geen sprake is van een arbeidsovereenkomst. Het rechtsvermoeden kan niet worden ingeroepen door de Belastingdienst, het UWV of de Arbeidsinspectie.
Het uurtarief van € 36 wordt geïndexeerd met de stijging van het minimumloon (per 1 januari en 1 juli van elk jaar) en afgerond naar boven op hele euro’s.
Op basis van bovenstaande zijn wij van mening dat de beoogde doelstellingen van het wetsvoorstel niet worden gehaald. De werkbaarheid van de regels wordt door de introductie van open normen niet vergroot en biedt daarmee ook geen “concrete handvatten” voor de praktijk om een beter onderscheid te kunnen maken tussen wanneer sprake is van een arbeidsovereenkomst of een overeenkomst van opdracht.
Hoe nu verder?
De ontwikkelingen gaan snel en we kunnen ons voorstellen dat deze problematiek veel impact heeft op ondernemers die (veel) gebruik maken van ZZP’ers. Vanuit een geïntegreerde aanpak ondersteunen de juristen en fiscalisten van CROP opdrachtgevers hierbij. Zo kunnen we helpen met:
- Advies over inhuur ZZP’ers;
- Contracten opstellen en/of reviewen;
- Opstellen beleid omtrent flexibele schil;
- Kwantificeren/berekenen risico’s;
- Advies over gevolgen en kosten in dienst nemen van ZZP’ers.
Voor meer informatie of vragen kan contact opgenomen worden met Carlijn Schreuder (Manager Legal), Bram Reijnders (Tax Manager) of je eigen CROP contactpersoon.