Alleen wijzigingen in de bouwkundige constructie kunnen leiden tot in wezen nieuwbouw

4 november 2022
Nieuws

Vrijdag 4 november heeft de Hoge Raad prejudiciële vragen van Rechtbank Zeeland-West Brabant over het begrip “in wezen nieuwbouw” beantwoord. De Rechtbank Zeeland-West Brabant had de Hoge Raad gevraagd aan te geven welke criteria relevant zijn om vast te stellen dat een verbouwing van een onroerende zaak heeft geleid tot in wezen een nieuw gebouw.

De Hoge raad heeft in haar prejudiciële beslissing aangegeven dat alleen wijzigingen in de bouwkundige constructie, daaronder begrepen vervanging (van een deel) van de bestaande bouwkundige constructie, de conclusie kunnen rechtvaardigen dat een verbouwing zo ingrijpend is geweest dat daardoor in wezen een nieuw gebouw is ontstaan.

Andere factoren, zoals bouwkundige identiteit/uiterlijke herkenbaarheid, wijzigingen in functie in de zin van aanwendingsmogelijkheden, de grootte van de gedane investeringen en de door verbouwing gerealiseerde meerwaarde en andere factoren, kunnen aanwijzingen zijn voor de constatering dat in wezen een nieuw gebouw is ontstaan. Deze factoren zijn zowel alleen als in samenhang niet doorslaggevend en noodzakelijk voor de vaststelling of in wezen een nieuw gebouw is ontstaan.

De levering van een gebouw is enkel van rechtswege belast met omzetbelasting als het gaat om de levering van een nieuwe vervaardigde onroerende zaak voor het moment van eerste ingebruikname (dan wel uiterlijk binnen twee jaar na de eerste ingebruikname van de onroerende zaak). In de zaak die voorligt bij de Rechtbank Zeeland-West Brabant gaat het om de toepassing van de samenloopvrijstelling voor de overdrachtsbelasting. In beginsel is deze enkel van toepassing, op een paar uitzonderingen na, bij de overdracht van een nieuwe vervaardigde onroerende zaak die nog niet in gebruik is genomen.

Heb je vragen over wat dit voor jouw project kan betekenen neem dan contact op.

 

Neem contact op