6 eindejaarstips rondom BTW & overdrachtsbelasting
De laatste btw-aangifte voor 2021 moet binnenkort worden ingediend. Gebruiken je werknemers hun auto van deze zaak voor woon-werkverkeer? Of zijn de activiteiten van de vennootschap gewijzigd? In de laatste btw-aangifte van het jaar wordt meestal een aantal correcties aangebracht, waaronder de zogenoemde BUA-correcties, de correctie voor het privégebruik van de auto van de zaak en wijzigingen in de pro rata-aftrek. In dit bericht delen wij onze eindejaarstips rondom de btw met je.
Correctie privégebruik auto 2021
Als een ondernemer een auto van de zaak ter beschikking stelt aan werknemers die de auto (ook) voor privédoeleinden gebruiken (inclusief woon-werkverkeer), heeft de ondernemer in beginsel volledig recht op aftrek van btw op de autokosten. Aan het einde van het boekjaar dient vervolgens een btw-correctie voor het privégebruik te worden aangegeven. In principe dient deze correctie te worden berekend op basis van 2,7% van de catalogusprijs van de auto inclusief btw en bpm. In bepaalde gevallen is het echter mogelijk om aan te sluiten bij het werkelijke privégebruik van de auto door de werknemer. De correctie dient te worden aangegeven in de laatste btw-aangifte van 2021.
Wijziging gebruik van investeringsgoederen / herziening van btw
Bij de aanschaf van goederen en diensten wordt de btw in aftrek gebracht op basis van het voorgenomen gebruik in het jaar van ingebruikneming. Bij btw-belaste prestaties kan de voorbelasting volledig in aftrek worden gebracht en bij btw-vrijgestelde activiteiten geldt in principe geen recht op aftrek van btw op de aanschafkosten. Na het jaar van ingebruikneming is de btw-aftrek definitief, behalve voor investeringsgoederen. Dit zijn roerende zaken waarop de ondernemer voor de IB of Vpb afschrijft of zou kunnen afschrijven als hij aan een dergelijke belasting is onderworpen en onroerende zaken. Deze investeringsgoederen worden na het boekjaar van ingebruikneming nog enkele jaren gevolgd voor de btw en bij wijziging van het gebruik (bijvoorbeeld van btw-belast naar btw-vrijgestelde activiteiten) dient de in aftrek gebrachte btw op de aanschafkosten te worden herzien. Voor onroerende zaken geldt een herzieningstermijn van negen boekjaren na het boekjaar van ingebruikneming en voor roerende zaken vier boekjaren na het boekjaar van ingebruikneming. Indien het gebruik van dergelijke investeringsgoederen in 2021 is gewijzigd, dient de btw op de aanschafkosten mogelijk te worden herzien in de laatste btw-aangifte van 2021. Deze eventuele herziening kan tot een aanvullende teruggaaf of verschuldigdheid van btw leiden.
Pro rata aftrek van btw
Ondernemers die btw-belaste en btw-vrijgestelde activiteiten verrichten, kunnen de voorbelasting op algemene kosten slechts gedeeltelijk in aftrek brengen. Voor de btw verstaan we onder algemene kosten de kosten die niet direct verband houden met – of toe te rekenen zijn aan – een specifieke btw-belaste of vrijgestelde ondernemersactiviteit, maar die zien op de gehele onderneming. De aftrek is dan meestal afhankelijk van de verhouding (de pro rata) tussen de btw-belaste en btw-vrijgestelde omzet (bij vastgoed wordt de verhouding doorgaans bepaald aan de hand van het aantal m2 belast en vrijgesteld gebruik). Nu het einde van 2021 nadert, worden de omzetbedragen voor het gehele jaar inzichtelijk en kan de pro rata voor 2021 worden vastgesteld. Het is van belang dat de pro rata berekening zorgvuldig wordt uitgevoerd en wordt vastgelegd. Dit kan ertoe leiden dat een deel van de eerder in aftrek gebrachte btw moet worden terugbetaald of dat een aanvullend recht op aftrek bestaat.
Btw-belaste verhuur vastgoed / 90%-norm
In beginsel is de verhuur van onroerende zaken vrijgesteld van btw. Ondernemers hebben echter de mogelijkheid om te opteren voor btw-belaste verhuur, indien de huurder de onroerende zaak gaat gebruiken voor doeleinden waarvoor hij meer dan 90% aftrekgerechtigd is. Ingeval op enig moment niet meer aan het 90%-criterium wordt voldaan, dient de huurder binnen vier weken na afloop van het boekjaar een ondertekende verklaring uit te reiken aan de verhuurder waarin staat dat hij niet meer voldoet aan deze 90%-norm. De huurder dient een kopie van deze verklaring tevens binnen vier weken aan zijn belastinginspecteur te sturen. De verplichtingen met betrekking tot deze verklaring gelden echter niet – en de optie belaste verhuur loopt dus door – indien de huurder redelijkerwijs niet kon voorzien dat hij niet meer aan de 90%-norm zou voldoen. Als hij echter in het volgende boekjaar wederom niet aan het 90%-criterium voldoet, vervalt de optie wel (ongeacht de reden). Een huurder dient derhalve aan het eind van elk boekjaar na te gaan of hij nog aan dit criterium voldoet.
Te weinig btw voldaan in 2021
Richting jaareinde is het verstandig om een rondrekening te maken om te beoordelen of de financiële administratie (verlies- en winstrekening, balansposten etc.) aansluiten bij de btw-aangiften over 2021. Bij gebleken onjuistheden of onvolledigheden in de ingediende btw-aangiften zijn ondernemers verplicht een suppletieaangifte in te dienen. Indien een ondernemer niet voldoet aan deze actieve informatieplicht kan de inspecteur een boete opleggen naast de boete wegens het niet (tijdig) betalen van de btw als gevolg van een onjuiste aangifte. Wij adviseren ondernemers die in 2021 te weinig btw hebben voldaan om deze btw alsnog vóór 1 april 2022 aan te geven middels een suppletieaangifte (dus niet in de laatste aangifte van 2021). Na deze datum is namelijk belastingrente verschuldigd. Als het saldo van de suppletieaangifte echter minder dan EUR 1.000 terug te vragen btw of EUR 1.000 te betalen btw bedraagt, hoeft geen afzonderlijke suppletieaangifte te worden ingediend. In dat geval dient het saldo dan wel opgenomen te worden in de eerste btw-aangifte volgend op het moment van constatering van de onjuistheid.
Teruggaaf btw wegens oninbaarheid van vordering
In deze – zeker voor sommige sectoren zware –tijden kan het voorkomen dat afnemers de aan hen uitgereikte facturen niet (geheel) voldoen. Ondernemers die de in rekening gebrachte btw al wel op aangifte hebben voldaan, kunnen de te veel afgedragen btw terugvragen. In principe zal met bewijsstukken, zoals correspondentie van een curator of incassobureau en correspondentie met de afnemer waaruit blijkt dat hij niet zal betalen, moeten worden aangetoond dat het factuurbedrag niet meer (geheel) zal worden ontvangen. Het recht op teruggaaf ontstaat uiterlijk één jaar na het opeisbaar worden van de vergoeding. Het is van belang dat het verzoek om teruggaaf wordt gedaan in het tijdvak waarin duidelijk is geworden dat het factuurbedrag niet meer (geheel) zal worden ontvangen. Hoewel dit niet zozeer verband houdt met het einde van 2021, kan dit moment wel worden aangegrepen om te analyseren of de ondernemer wellicht oninbare vorderingen in de boeken heeft staan.