De belangrijkste fiscale wijzigingen in de Miljoenennota 2026
Het demissionaire kabinet heeft de belangrijkste plannen voor 2026 gepresenteerd in de Miljoenennota 2026. Wij hebben de wijzigingen en maatregelen die voor jou als ondernemer de meeste impact hebben op een rij gezet.
-
Eindheffing bij privégebruik nieuwe leaseauto’s op fossiele brandstof per 2027
Per 2027 wil de regering dat werkgevers alleen maar emissievrije auto’s aanbieden voor privégebruik van werknemers.
Als je per 2027 toch kiest voor een fossiele brandstofauto voor lease, dan betaalt de werkgever een extra heffing. De werkgever betaalt dan jaarlijks een pseudo eindheffing van 12% van de cataloguswaarde.
Voor auto’s ouder dan 25 jaar zou niet de cataloguswaarde gelden maar de waarde in het economisch verkeer. Belangrijk bij deze regeling is dat woon-werkverkeer met de auto gezien wordt als privé.
Er is overgangsrecht voor auto’s die vóór 1 januari 2027 ter beschikking zijn gesteld. Voor deze auto’s geldt de heffing pas vanaf 17 september 2030. In de voorjaarsnota 2025 werd deze maatregel al geïntroduceerd. In het Belastingplan is de maatregel verder uitgewerkt.
-
Verhoging heffing box 3
Het nieuwe box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement wordt op zijn vroegst in 2028 ingevoerd. Tot die tijd blijft het huidige systeem met forfaitaire rendementen en een tegenbewijsregeling van kracht.
Om het begrotingstekort door het uitstel deels te compenseren, verhoogt het kabinet per 2026 het forfaitaire rendement voor overige bezittingen naar 7,78%. Tegelijkertijd daalt het heffingsvrije vermogen van € 57.684 naar € 51.396. Hierdoor neemt de belastingdruk toe, wat het aantrekkelijker maakt om gebruik te maken van de tegenbewijsregeling.
Daarnaast wordt een belastinglek aangepakt dat ontstond bij obligaties met aangegroeide rente. In het huidige systeem kon een verlies worden geclaimd in het aankoopjaar, terwijl het rendement in het daaropvolgende jaar juist hoog was. Door het rendement in dat jaar forfaitair te berekenen, ontstond een fiscaal verlies dat feitelijk niet bestond. Vanaf 2026 moeten obligaties worden gewaardeerd op marktwaarde inclusief aangegroeide rente, waarmee dit lek wordt gedicht.
-
Wijziging breukdelengemeenschap
Door het creëren van ongelijke breukdelen (bijvoorbeeld 90/10 in plaats van 50/50) in een huwelijksgoederengemeenschap was het mogelijk om de heffing van schenk- en erfbelasting te beperken bij echtscheiding en overlijden. Eerder dit jaar heeft de Hoge Raad geoordeeld dat is toegestaan.
Het kabinet wil een einde maken aan dergelijke constructies door het aanpassen van de wet. Praktisch betekent dit dat de fiscale voordelen van het afwijken van de gelijke verdeling in een gemeenschap van goederen worden beperkt, omdat alsnog schenk- of erfbelasting verschuldigd wordt over het deel dat de verdeling afwijkt. De maatregel gaat ook gelden voor geregistreerde partners en samenwoners met verrekenbedingen.
Wanneer de afspraken omtrent de ongelijke verdeling reeds bestonden op 18 april 2025 is hierop overgangsrecht van toepassing.
-
Lucratief belang zwaarder belast
Managers die via een BV een lucratief belang houden, worden vanaf 2026 geconfronteerd met een hogere belastingdruk. Het tarief in box 2 voor deze voordelen stijgt naar maximaal 36%.
Een lucratief belang ontstaat wanneer een manager met een relatief kleine investering een potentieel hoog rendement behaalt, vaak als onderdeel van een beloningsstructuur. Momenteel kan dit voordeel via de zogenoemde doorstootregeling in box 2 vallen, waarbij het tegen 24,5% of 31% wordt belast, mits 95% van de winst direct wordt uitgekeerd aan privé. De nieuwe maatregel beoogt een gelijktrekking van het belastingtarief met dat van box 3.
Voor bestaande situaties kan het voordelig zijn om in 2025 nog onder het huidige tarief af te rekenen. Bij nieuwe managementbeloningen is verstandig om te laten beoordelen of er andere mogelijkheden zijn om de beloning fiscaal gunstiger te verwerken.
-
Aanpassingen inzagerecht belastingplichtigen
Met Prinsjesdag is aangekondigd om het inzagerecht dat een belastingplichtige heeft in zijn dossier beter beschikbaar te maken en te zorgen voor een betere uitvoerbaarheid.
Belastingplichtigen krijgen met de aanpassing uiterlijk op het moment van het opleggen van een belastingaanslag of voor bezwaar vatbare beschikking, digitaal inzage in de stukken die gebruikt zijn om deze op te leggen. Op die manier wordt er tegemoetgekomen aan de wens om belastingplichtigen meer inzicht te geven in de totstandkoming van de besluitvorming.
Als een belastingplichtige van mening is dat het dossier onvolledig is, kan dat in een eventuele bezwaarprocedure worden meegenomen.
Gezien deze wijziging van het inzagerecht een andere werkwijze is voor verschillende overheidsorganen, waaronder de Belastingdienst die ICT-aanpassingen behoeven, zal per belastingsoort een ingroeimodel worden gehanteerd waarbij gefaseerd zal worden overgegaan naar de nieuwe werkwijze. Doel is uiterlijk in 2032 voor alle belastingmiddelen actief inzage wordt gegeven in het dossier.
-
Verruiming termijn aangifte erfbelasting
Op dit moment moet na een overlijden de aangifte erfbelasting binnen 8 maanden zijn ingediend. Dat leidt in de praktijk vaak tot tijdsdruk bij erfgenamen, die in die periode ook bezig zijn met de praktische en emotionele afwikkeling van een overlijden en nalatenschap.
Het kabinet stelt daarom voor de termijn voor het indienen van de aangifte ter verruimen naar 20 maanden. Ook het moment waar vanaf belastingrente wordt berekend verschuift naar 20 maanden na overlijden. Hierdoor krijgen erfgenamen meer tijd om de aangifte zorgvuldig te doen. Beoogd is de nieuwe termijn te laten gelden voor overlijdens vanaf 1 januari 2026.