Aandelenopties vanaf 2022 flexibeler belast
Vanaf volgend jaar kan een werknemer kiezen wanneer hij belasting wil betalen over verkregen aandelenopties. Door deze keuzevrijheid wordt het met name voor IT-bedrijven aantrekkelijker om personeel te belonen via aandelenopties. Dit voorstel is op Prinsjesdag bekendgemaakt.
UPDATE 26 november 2021: Deze wijziging, die in zou gaan op 1 januari 2022, komt er eerst nog niet. Demissionair staatssecretaris Vijlbrief heeft de Kamer gevraagd om de stemming over het wetsvoorstel uit te stellen. De Kamer had namelijk kritiek op het plan aangezien het te complex zou zijn. Daarnaast is de Kamer er niet van overtuigd dat de regeling alleen door start- en scale-ups gebruikt gaat worden.
Eerst wordt nu onderzocht of het mogelijk is om het wetsvoorstel zo aan te passen, dat het alleen toegepast kan worden als een bedrijf een maximaal aantal werknemers heeft of door een omzetplafond in het wetsvoorstel op te nemen. Daarnaast dient er een check gedaan te worden in Brussel aangezien de heer Vijlbrief wil onderzoeken of het kabinet met de wijziging geen staatssteunregels overtreedt. Demissionair staatssecretaris Vijlbrief hoopt ‘voor carnaval’ met een vernieuwde versie van het wetsvoorstel te komen.
Huidige regeling aandelenopties: belasting wanneer opties aandelen worden
Volgens de huidige regeling worden aandelenopties belast op het moment dat de opties worden omgezet in aandelen. Een nadeel hiervan is dat al belasting betaald moet worden op een moment dat de aandelen misschien nog niet verkocht mogen worden. Op dat moment heeft de werknemer dan niet altijd voldoende middelen om de belasting te betalen.
Nieuwe regeling aandelenopties: belasting wanneer aandelen verhandelbaar zijn
In de nieuw voorgestelde regeling moet de belasting in beginsel betaald worden op het moment waarop de bij uitoefening van de optie verkregen aandelen ook verhandelbaar zijn. Op dat moment is er namelijk wel geld beschikbaar om de belasting te kunnen betalen.
Let op!
Er wijzigt niets in het moment van belasting betalen als de aandelen na uitoefening van de aandelenoptie meteen verhandelbaar zijn of als de werknemer de aandelenopties niet uitoefent, maar verkoopt. In dat geval vindt heffing ook vanaf 2022 nog steeds plaats op het moment van omzetting van de opties in aandelen of op het moment van verkoop van de opties.
Keuze voor moment van betaling belasting aandelenopties
Een werknemer kan er onder de nieuwe regeling ook voor kiezen de optie volgens de huidige regeling te belasten op het moment van omzetten van de optie in aandelen. Dus ook als deze nog niet verhandelbaar zijn. De werknemer kan hiervoor kiezen als hij bijvoorbeeld geen problemen heeft om de verschuldigde belasting te betalen.
Tip!
Of kiezen voor toepassing van de huidige regeling gunstiger is of niet, zal van een aantal (onzekere) factoren afhangen. De belasting op het moment van omzetten van de opties in aandelen wordt berekend over een zo goed mogelijke inschatting van de waarde van de aandelen op dat moment. Mogelijk is die waarde hoger op het latere moment van verhandelbaar zijn van de aandelen. Dan was kiezen voor de huidige regeling gunstiger. Maar het kan uiteraard ook zijn dat de waarde van de aandelen op het latere moment lager is.
Uitzondering
Er komt een uitzondering op de regeling als een werknemer de verkregen aandelen niet mag verkopen als gevolg van een contractuele beperking. In dat geval moet de belasting betaald worden uiterlijk vijf jaar na de beursgang van het bedrijf. Is het bedrijf reeds beursgenoteerd, dan vindt belastingheffing uiterlijk vijf jaar na uitoefening van de optie plaats.
Let op!
Het voorstel moet nog door het parlement worden goedgekeurd.
Start-up
Op dit moment is bij de uitoefening van aandelenopties in een start-up, onder voorwaarden, slechts belasting verschuldigd over 75% van de waarde van de aandelen (met een maximum van € 50.000). Voorgesteld is om deze gunstige regeling per 1 januari 2022 te laten vervallen. Voor werknemers van start-ups kan het daarom raadzaam zijn om, waar mogelijk, in 2021 nog aandelenopties uit te oefenen tot een bedrag van in ieder geval € 50.000.