Vennootschapsbelastingplicht van stichtingen en verenigingen aangepast

Stichtingen en verenigingen zijn belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting indien en voor zover een onderneming wordt gedreven. Een onderneming in dit kader is, cumulatief beoordeeld, een organisatie van arbeid en kapitaal die deelneemt aan het economisch verkeer met het oogmerk winst te behalen. De aanwezigheid van een onderneming wordt in principe per activiteit afzonderlijk beoordeeld.

Of sprake is van het drijven van een onderneming kan in de praktijk soms complex zijn, bijvoorbeeld in het geval van subsidies.

Deelname aan het economisch verkeer

Van ‘deelname aan het economisch verkeer’ is sprake als het gaat om het leveren van goederen en diensten aan derden. Onder ‘derden’ wordt onder omstandigheden mede leden van een vereniging verstaan. In het geactualiseerde besluit worden aanwijzingen gegeven om te bepalen wanneer sprake is van deelname aan het economisch verkeer.

Winststreven

In het besluit is over het criterium ‘winststreven’ bij stichtingen en verenigingen verduidelijkt dat voor de beoordeling van het winststreven het gaat om de vraag of met de activiteit(en) naar verwachting over meerdere jaren bezien positieve resultaten worden behaald. Voor deze beoordeling wordt de jaarwinst op basis van het jaarverslaggevingsrecht als uitgangpunt genomen. Wel moet de jaarwinst worden herleid naar de fiscale winst (op basis van goedkoopmansgebruik) voor zover ‘evidente verschillen’ zijn.

Gesubsidieerde instellingen

Als gesubsidieerde instellingen overschotten behalen kan dat leiden tot belastingheffing voor de vennootschapsbelasting. Volgens het besluit kunnen gesubsidieerde instellingen onder voorwaarden exploitatieoverschotten behalen zonder dat dit een winststreven met zich meebrengt.

• De staatssecretaris keurt nu onder omstandigheden goed dat ook als een eigen bijdrage wordt ontvangen geen sprake is van een winststreven. Dit is een verruiming van het beleid.
• Een aanscherping is de voorwaarde dat de instelling uitsluitend gesubsidieerde activiteiten verricht. Uitsluitend betekent dat er géén niet-gesubsidieerde activiteiten mogen worden verricht in de ogen van de staatssecretaris.

Mogelijkheid tot integrale belastingplicht voor culturele instellingen

Door toepassing van de integrale belastingplicht kunnen bepaalde culturele instellingen resultaten, behaald met niet-ondernemingsactiviteiten, salderen met het resultaat van ondernemingsactiviteiten. Dit verzoek moet worden ingediend binnen zes maanden na afloop van het boekjaar. Daarnaast kan er alleen een verzoek worden gedaan voor een periode van minimaal 10 jaar. Het besluit geeft verduidelijkingen in dit kader.

Fictieve loonkostenaftrek

In het besluit is de aftrek van fictieve loonkosten voor de werkzaamheden van vrijwilligers door ANBI’s en bepaalde lichamen die een sociaal belang behartigen verduidelijkt. Onder vrijwilliger wordt verstaan: een persoon die gratis werkzaamheden verricht of tegen een loon dat voor 30% of meer lager is dan wat gebruikelijk is voor deze werkzaamheden. Verder wordt verduidelijkt dat voor lichamen die een sociaal belang behartigen aanvullend vereist is dat de winst van het lichaam hoofdzakelijke (voor 70% of meer) moet worden behaald door inzet van vrijwilligers.

De aanpassing van het besluit geeft duidelijkheid op verschillende punten maar roept ook vragen op. Het is voor stichtingen en verenigingen van belang op regelmatig te bekijken of er eventueel sprake is van belastingplicht voor de vennootschapsbelasting. CROP kan je hierbij helpen. Neem contact met ons op via deze link.