Wat is er mis met lenen bij eigen BV?

24 maart 2021
Blog

In de praktijk worden we regelmatig geconfronteerd met zeer complexe en moeilijk uitvoerbare fiscale wetgeving. Het wetsvoorstel excessief lenen bij de eigen vennootschap (hierna: wetsvoorstel excessief lenen) is daar zo’n voorbeeld van. We hebben al zo veel fiscaal complexe wet- en regelgeving, waar niet in de laatste plaats de Belastingdienst haar handen vol aan heeft. Ik vraag me af, wie er blij van wordt, als het wetsvoorstel op 1 januari 2023 in werking is getreden.

Wat was ook al weer het doel van het wetsvoorstel excessief lenen?

Het doel is het tegengaan van uitstel en afstel van belastingheffing door de (groot) aandeelhouder (hierna: DGA) van een vennootschap. De eerste stap onderweg naar dat doel is in 2020 en 2021 al gezet: de verhoging van het tarief in Box 2 van 25% naar 26,9%. En dat ook over de winsten die door de vennootschap al voor 2020 zijn gerealiseerd, met terugwerkende kracht dus.

Het wetsvoorstel wil lenen bij de eigen vennootschap beperken tot een bedrag van EUR 500.000 en daarnaast is het toegestaan om te lenen voor een eigen woning. Ongeveer 90% van de DGA’s heeft hier voldoende aan. De voorgestelde complexe wetgeving heeft daarmee impact op maar  10% van de totale populatie aan DGA’s. Gedraagt die 10% zich zodanig, dat een complexe fiscale wetgeving nodig is?

Wat is er mis met lenen bij de eigen vennootschap?

In de basis helemaal niets. In onze fiscale wetgeving zijn spelregels opgenomen die een DGA en zijn vennootschap verplichten om zakelijk met elkaar te handelen. Doen ze dat niet, dan wordt een lening geheel of ten dele als een dividenduitkering aangemerkt. Dat is in elk geval de theorie. In de praktijk komen veel DGA’s ermee weg, mede omdat de Belastingdienst in beperkte mate actief toetst of aan de spelregels is voldaan. Als dit een belangrijke reden is voor het wetsvoorstel excessief lenen, dan is dat te begrijpen en met name in de situatie dat het om consumptieve leningen gaat.

Het wetsvoorstel gaat echter veel verder dan het aanpakken van situaties, waarin de fiscale spelregels niet correct worden toegepast. Ook als een DGA en zijn vennootschap volstrekt zakelijk met elkaar handelen, hebben ze last van het wetsvoorstel. Dit op grond van het enkele feit dat de lening hoger is dan een bedrag van EUR 500.000. Als een DGA EUR 1,5 miljoen heeft geleend bij zijn vennootschap en voor die lening EUR 2,5 miljoen aan hypothecaire zekerheid heeft verstrekt, is de DGA volgens het wetsvoorstel excessief lenen fiscaal ‘fout’ bezig. Maar is dat ook zo?

Mijn grootste weerstand tegen het wetsvoorstel is, dat de DGA geen mogelijkheid heeft om tegenbewijs te leveren. Hij kan niet laten zien dat hij zich keurig aan de fiscale spelregels heeft gehouden. De praktijk is, dat nu juist de 10% van de DGA’s met een lening van meer dan EUR 500.000 zich vaak heel goed aan de regels houden. Verder heeft de regering nog geen concreet antwoord kunnen geven op de vraag wat de effectiviteit is van het wetsvoorstel excessief lenen. Dat wil je als wetgever toch meten en weten?

Beter ten halve gekeerd, dan ten hele gedwaald

Waarom een wet invoeren, waarvan we niet weten of die effectief is (en ook  nog eens zonder tegenbewijsregeling) en die complex is qua wetgeving en uitvoering? We hebben al voldoende fiscale spelregels, die het onzakelijk en ongebreideld lenen van een DGA bij de eigen vennootschap een halt toe kunnen roepen. Het is gelukkig nog lang geen 2023, dus er is voor de (nieuwe) regering voldoende tijd om het wetsvoorstel excessief lenen te heroverwegen.

Nieuwsbrief

Altijd als eerste op de hoogte zijn van het laatste nieuws? Schrijf je in!

Door je in te schrijven voor onze nieuwsbrief ga je akkoord met onze privacy verklaring.